De vroegste geschiedenis van het Rijksmonument dat nu De Wijde Landen heet, is verbonden met Spaensweerd, gelegen aan de overkant van de Bronkhorsterweg. Tot het jaar 1415 was het gebied tussen Brummen en Bronckhorst in handen van de familie Van Spaen. Zij bezaten een kasteel bij Bronckhorst en diverse boerderijen verspreid over het gebied. De loop van de rivier was toen anders dan nu. Door natuurlijk verloop verplaatste de rivierbedding zich in de loop van de eeuwen. Zo ontstond aan de Brummense kant van de rivier een apart gedeelte, dat Nieuw Spaensweerd werd genoemd.In 1650 werd op deze plaats een huis gebouwd door een telg van de Zutphense familie Schimmelpenninck van der Oije. Het bleef in bezit van de familie Schimmelpenninck tot 1812. In 1780 is het op een kaart te zien en wordt het Keisers Weerd genoemd. Aan de overkant van de Bronkhorsterweg stond tamelijk dicht bij de weg, op de plaats waar nu de vijver van De Wijde Landen ligt, het bijbehorende koetshuis met schuur.
Toen in 1812 Spaensweerd verkocht werd, is het gedeelte aan de overkant van de weg waarschijnlijk apart verkocht. Vermoedelijk is tussen 1812 en 1819 een woonhuis gebouwd op de plek van het oude koetshuis. De eigenaar van de grond was in 1819 Jan Carel Baron Van Eck. Hij was een man van aanzien, lid van de Staten van Gelderland en ambtsjonker van Brummen. De familie bezat meerdere buitenplaatsen; Van Eck had ook het recht van overvaart van het veer naar Bronckhorst. Baron Van Eck was in 1778 getrouwd met Françoise Madelon van Till. Hij en zijn echtgenote hadden 9 kinderen; hij stierf zelf in 1836. Het is niet waarschijnlijk dat de familie zelf ooit in het huis dat toen op het perceel stond gewoond heeft. In 1836 schijnt het geheel te zijn verkocht aan een Brummens zakelijk driemanschap Cromhout, Hondius en Noorman, die het in 1855 weer verkochten. In de tussentijd zijn op het grondgebied enige nieuwe huizen gebouwd, verder van de weg, en is een steenfabriek opgericht in de waard erachter, de Konijnenwaard. Er waren in de negentiende eeuw wel 50 steenfabrieken in het gebied langs de IJssel.
Het huis zoals het er nu staat is misschien tussen 1832 en 1855, maar vermoedelijk kort na 1855 gebouwd.
In de negentiende eeuw is het huis een aantal keren van eigenaar veranderd. In 1863 werd het gekocht door N.J. van Walree voor zijn schoonzuster Sophia Christina Camps. Zij was de weduwe van zijn broer. In 1884 was het huis in bezit van P.H.A.P. Lepeltak Kieft, handelaar in thee. Zijn naam is met die van K.G. Fritzen (de toenmalige eigenaar van ’t Malster aan de Elzenbosweg) terug te vinden op een gevelsteen in de pui van Sociëteit Concordia in Brummen. Lepeltak Kieft zou het huis rond 1890 aan Frederick Bogaardt verkocht hebben, die later de eigenaar van Groot Engelenburg werd; in die tijd werd het huis “Ruimzicht” genoemd. Op een kaart uit 1891 kun je zien dat er inmiddels een aparte weg liep naar een gebouw achter het huis. Misschien is dat de fabrieksruimte geweest waar in die tijd sigaren werden geproduceerd.
Rond 1900 werd de familie Bijdendijk de eigenaar. Kort na de dood van haar echtgenoot verkocht de weduwe van Bijdendijk, Anna Trijna van Rede, het huis in 1909 aan de familie Colenbrander, grootgrondbezitters uit de omgeving, die Huis Reuversweerd in Cortenoever bewoonden. De weduwe huurde het huis van hen terug en bleef er nog 6 jaar wonen. In deze periode is de tuin aangelegd zoals deze in grote lijnen nog tot in de jaren ’80 van de afgelopen eeuw bestond. De tuin vertoont in de paden, het metselwerk en de trapjes kenmerken van een ontwerp van Leonard Springer, een beroemd tuinarchitect die meerdere tuinen in de omgeving heeft ontworpen (o.a. van Spaensweerd, maar ook in Eefde, Rheden en De Steeg).
Na het vertrek van Anna van Rede verhuurde Colenbrander het landhuis Ruimzicht opnieuw, dit keer aan William Grenfell, getrouwd met Sinemie van Ittersum; daarna aan Wilhelmine barones Van Nagell.
In 1929 werd aan het huis een aanbouw aan de achterzijde gemaakt, waarin een verwarmingslokaal en slaapkamer een plaats vonden. Tot 1961 bleef het huis door vererving in bezit van de familie Colenbrander, later Van Sytzama. Waarschijnlijk is daarna de naam van het huis veranderd van Ruimzicht in De Wijde Landen.
Het schijnt dat van ongeveer 1945 tot 1961 Barend Lieferink huurder was van de Wijde Landen. Hij was van oorsprong smid – heeft waarschijnlijk nog op de Oude Smidse bij Voorstonden gewoond – maar werd later als magnetiseur of “strieker” beroemd in Brummen. Hij gaf grote feesten in het huis. Begin jaren ’60 heeft een gepensioneerd kolonel, J.R. Kraan, het huis gekocht met zijn echtgenote. Zij verkochten het in 1965 alweer aan mevrouw H.C. van Marle en haar echtgenoot H.C. van Maasdijk.
In 1929 werden er erkers toegevoegd aan de ramen in de zijgevel; in 1964 is deze ingreep weer teruggedraaid en werd in plaats daarvan een serre ter hoogte van het rechterraam in de zijgevel aan de rivierkant geplaatst. In 1975 zijn verschillende ruimtes in het huis verbouwd en werd ook de tuinmanswoning van binnen onder handen genomen.
De tuin is in de jaren ’70 sterk aangepast aan de voorkeur van de bewoners, door een intensieve beplanting met ruimte voor het houden van een paard, kippen en honden. Er was tot voor kort een rozentuin en er stonden 120 soorten rododendrons.
Gelukkig zijn er binnen in het huis veel originele details bewaard gebleven die de moeite waard zijn: paneeldeuren door het hele huis, gietijzeren radiatoren uit 1929, een geel-zwart tegelvloertje bovenaan de keldertrap, op enkele plaatsen originele stucplafonds, de roodmarmeren schouw in de woonkamer, de mooie houten trap met leuning en een dakraam in de badkamer helemaal boven. Bijzonder zijn diverse details van luiken en deuren: de schuifluiken in de werkkamer, een deur die dubbel kan klappen in een van de slaapkamers en een heel oude deurknop op de deur van de wc halverwege de trap.
Van 1975 tot 2011 heeft de familie Van den Driest in De Wijde Landen gewoond, ze hadden 11 kinderen. Jan van den Driest is onder meer bestuursvoorzitter van Volker Stevin geweest. Veel mensen uit Brummen kennen het huis uit deze tijd vanwege vriendschappen met een van de vele kinderen Van den Driest. De echtgenoot overleed, de kinderen vlogen uit. Op het laatst woonde de weduwe er alleen met haar honden, tot het niet meer ging en ze naar Klein Engelenburg is verhuisd.
Het huis dat nummer 13 heeft, met een koeienkop aan de gevel, is eerder schuur, koetshuis en woonhuis met hooizolder geweest. Het is regelmatig verhuurd geweest. De koeienkop heeft blijkbaar een sterke aantrekkingskracht op bijenvolken, er hebben in de afgelopen twee jaar al twee zwermen aan gehangen.
Hoewel het huis buiten de dijken ligt, is het in elk geval van 1921 tot nu toe droog gebleven. Bewijs daarvoor is een kennelijk kurkdroog gebleven Telegraaf uit dat jaar die tijdens de meest recente verbouwing in de kruipruimte werd gevonden. Ook de kelder bleef tot nog toe droog.
In 2011 is het huis gekocht door de huidige bewoners. Zij hebben met respect voor de geschiedenis van het huis geprobeerd veel van de oorspronkelijke toestand terug te halen. Op zolder zijn bijvoorbeeld alle tussenwanden verwijderd, waardoor onder de kap nu een prachtige open ruimte is gecreëerd. Ook de tuin is grondig onder handen genomen, waarbij veel van de ondergroei is verwijderd en oude paden en zichtlijnen zijn hersteld.
Dit verhaal is ook opgenomen in het boek: “Een kijkje achter de deur van.. monumenten in de gemeente Brummen”.
Met dank aan adviesbureau GMC