Aanvankelijk heette het huis op dit perceel Klein Malster, wat niet zo gek is als je bedenkt dat het vlakbij Klein Bonga stond, dat destijds Groot Malster heette. De naam van het huis is ook enige tijd Buitenverblijf Maria Park geweest, maar na aankoop door de familie Crommelin in 1910 is het ‘t Malster geworden en gebleven.
In 1840 is de eigenaar van de grond dezelfde Gerrit Jansen, kastelein uit de Hoven, die ook Klein Bonga heeft laten bouwen. Waarschijnlijk heeft hij in deze tijd ook een huis op de locatie van het huidige Malster gebouwd. In elk geval werden in 1854 beide huizen, dus zowel Groot als Klein Malster, verkocht door de erven Jansen. Er is dan sprake van een buitenverblijf genaamd Klein Malster, bestaande uit een herenhuis met tuinmanswoning, diverse tuinen en bouwland, dat ter verkoop wordt aangeboden.
In 1859 wordt de Amsterdammer George Philip Krabbendam als eigenaar van de grond vermeld. Hij vertrekt volgens het bevolkingsregister in 1862 alweer uit de gemeente, maar pas in 1865 verkoopt Krabbendam het buitenverblijf eerder Klein Malster doch thans Maria Park genaamd. Het verkochte bestond uit een herenhuis met tuinmanswoning, bouwschuur met tuin, plantsoen, grasgrond en bouwland en een hoenderpaleis.
Koper was de heer Karel Gustaaf Fritzen, gepensioneerd officier van het Nederlandsch-Indische Leger.
Of het in 1854 genoemde herenhuis door Fritzen afgebroken wordt, is niet duidelijk. Misschien is het huidige huis ouder dan gedacht, of werd er in 1865 op deze locatie een nieuw huis voor Fritzen gebouwd. Het huis is een harmonisch en symmetrisch opgezet gebouw, met van oorsprong enkel steens muren. Het is bedoeld geweest als zomerhuis, en is zonder fundering gebouwd op zand met vloeren die rustten op gestapelde torentjes bakstenen, zo bleek bij de laatste verbouwing. Wel is er een overwelfde kelder onder het huis gemaakt. Aanvankelijk was er slechts één slaapkamer en werd de bovenverdieping gebruikt als hooizolder.
Fritzen werd een prominent figuur in Brummen: zoals uit een gevelsteen in de pui van Concordia in Brummen blijkt, was hij een van de oprichters van Sociëteit Concordia.
De erven van Fritzen boden het huis na diens overlijden in 1894 ter veiling aan.
Daarna waren er diverse eigenaren, steeds voor korte tijd, onder anderen emeritus predikant Simon Begeman met zijn vrouw en dochter (1897-1898), handelsreiziger Georg Frederik Paul Jaburg met zijn gezin (1899-1901), administrateur in Nederlands-Indië Jan Veldman met zijn gezin (1901-1907) en als laatste Egbert Duyfjes. In die hele periode heette het huis Buitenverblijf Maria Park.
In 1910 kwam het huis na betaling van ongeveer fl 8.000.- in bezit van Jan Lodewijk Crommelin. Lou (Jan Lodewijk) en Too (Catharina) Crommelin-Doorman kregen twee dochters die in 1915 en 1917 werden geboren. Onder de hoede van de familie Crommelin kwam ook de tuin tot bloei; er was een moestuin en een vruchtbare boomgaard.
Herinneringen van de jongste dochter, Jeanne Crommelin, aan de jaren twintig, dertig en veertig van de twintigste eeuw, toen zij er woonde met haar zuster en ouders, staan op een familiewebsite: www.crommelin.org. Zij heeft vele herinneringen opgeschreven, onder andere over hun paard-en-wagen; over de tuinman die verliefd was op de kokkin en die ‘s ochtends de schoenen van de familie poetste. Rond 1930 werd er centrale verwarming aangelegd en kwam er een badkamer met stromend water. In de tuin werden fruit en groente geteeld, genoeg om zelf van te eten en op de markt te verkopen. De kinderen gingen wel zwemmen in de IJssel, hoewel het gevaarlijk was. Ook herinnert ze zich concertbezoeken aan Arnhem, het kostte uren om daar met paard en wagen te komen.
In de Tweede Wereldoorlog kwamen de dochters weer thuis wonen. De Duitsers confisqueerden het paard. De dochters werkten beiden in het noodhospitaal dat in Concordia in Brummen zat. Vrouwen werden aan de ene kant behandeld, mannen aan de andere en baby’s werden geboren op het podium. Soms verstopten ze jonge mannen die anders naar Duitsland gestuurd zouden worden voor de Arbeitseinsatz. Op de dag van de bevrijding fietsten ze naar Zutphen en kwamen een jeep met Canadezen tegen. Die gaven de meisjes sigaretten en witbrood; die avond was het bevrijdingsfeest in Brummen.
In 1951 werd het huis voor fl 42.500,- gekocht door mejuffrouw Metelerkamp. Zij had eerder op de Wildbaan in Leuvenheim gewoond en heeft daarvandaan een open haard en een grote kast meegenomen, die tegenwoordig nog steeds in ‘t Malster gebruikt worden. Vermoedelijk is ook de tochtdeur door haar meegenomen van De Wildbaan.
In het beschilderde glas van de tochtdeur in de gang beneden is een afbeelding van een buitenhuis dat lijkt op ‘t Malster zelf en van een kasteel te vinden. Dit zou volgens de verhalen Kasteel Bronckhorst of Kasteel Hernen zijn. In de tuin van ‘t Malster lagen in 2004 ook twee grote ronde stenen kogels die daarvandaan zouden komen. Dit waren herinneringen aan kasteel Bronkhorst, afgebroken in 1920, dat tot 1965 eigendom is geweest van de familie Metelerkamp.
Na enige tijd kwam de nicht van mejuffrouw Metelerkamp, Baronesse Von Maltzahn-Van Stockum, bij haar wonen. Mevrouw Von Maltzahn was weduwe en had een tweeling, zoons. Zij erfde het huis in 1966.
In 2004 is ‘t Malster aangekocht door de familie Wortel. Onder architect Friso Woudstra is een geheel nieuwe binnenkant in de oude buitenschil gebouwd, met behoud en gebruik van enige oude elementen. Originele details zijn de grote marmeren plavuizen in de gang, de marmeren stootsteen voor de voordeurklink op de muur van de gang, de tochtdeur met heel bijzonder beschilderd oud glas, de voor- en de achterdeur. Ook de bijzondere driedelige raampartij en het hekje van het balkon in de grote slaapkamer boven zijn authentiek. De schuifdeuren die uit een tussenwand te voorschijn kwamen zijn op een andere plek op de benedenverdieping ingezet. Waar originele delen niet meer bruikbaar waren zijn ze nagetekend en opnieuw gemaakt, bijvoorbeeld bij raam- en deurkozijnen.
Helaas is de kamervlucht verloren gegaan, een route met kleine deuren en een smal gangetje parallel aan de hoofdgang beneden, door het personeel gebruikt om de bewoners niet in de weg te lopen.
Omdat de verhoudingen in de kamers geheel veranderd waren, zijn de plafondversieringen ook verwijderd en vernieuwd. Timmerman en stukadoor hebben veel werk verzet. Ook de oude houten trap is vervangen, net als de door boktor aangetaste balken op de bovenverdieping.
Op de bovenverdieping waren veel kleine kamers gebouwd, die ieder ook een eigen wastafel hadden. Bij verwijdering van de oude tussenmuurtjes zijn verschillende deuren in diverse formaten en een aantal oude wastafels overgebleven.
In de kelder staat ook nog de hydrofoor, een oude waterpompinstallatie uit de dertiger jaren, die grondwater oppompte en daarmee in het huis zorgde voor stromend water voor de eerdere bewoners.
Het oude koetshuis, dat momenteel niet in gebruik is, is bewoond geweest door diverse huurders in de twintigste eeuw. Misschien dat van hen nog iemand zich meldt met verhalen via de website?
Verhalen van andere monumenten uit de gemeente Brummen vindt u hier.
Dit verhaal is ook opgenomen in het boek: “Een kijkje achter de deur van.. monumenten in de gemeente Brummen”.