In 1895 kochten prof. dr. Max Weber en zijn vrouw dr. Anna Weber-van Bosse het landgoed Huis te Eerbeek. Daarmee kreeg Eerbeek één van de belangrijkste zoölogen en een befaamd algologe als inwoners. En met hen reisde een stoet aan hoogleraren, exotische gewassen en dieren mee.
Max Wilhelm Carl Weber werd in 1852 in Bonn geboren. Zijn moeder was Nederlandse en zijn vader was een Duitse kunsthandelaar die overleed toen Max twee jaar was. Als kleine jongen op kostschool bleek al zijn liefde voor de natuur: in een kast op zijn kamer stalde hij zijn grote natuurhistorische verzameling uit. Na het gymnasium studeerde hij medicijnen en zoölogie aan de Universiteit van Bonn.
In 1879 kwam Weber naar Amsterdam om er aan de universiteit te doceren. In 1883 werd hij bijzonder hoogleraar in de vergelijkende ontleedkunde en zoötomie (de anatomie van dieren). Zijn colleges en zijn onderzoek gingen vooral over de werking van het fysieke gestel van dieren. Voor Weber bestonden vissen pas als ze bij hem op de snijtafel lagen.
In dat zelfde jaar 1883 trouwde hij met Anna van Bosse, een algologe met wie hij in de jaren daarna vele wetenschappelijke reizen maakte. Drie zomervakanties werden doorgebracht in het noorden van Noorwegen waar Weber walvissen bestudeerde. Hij werd de grondlegger van de vergelijkende anatomie van deze grote zeezoogdieren.
Nadat Weber in 1887 tot Nederlander was genaturaliseerd maakte hij in het jaar daarna zijn eerste reis naar Nederlands-Indië. In 1899 volgde de grote onderzoeksreis die hem wereldberoemd zou maken: de Siboga-expeditie die een jaar duurde en de oceanische flora en fauna in Nederlands-Indië onderzocht. Om deze expeditie te leiden verleende de Universiteit van Amsterdam hem eervol ontslag en stelde hem aan als buitengewoon hoogleraar en directeur van het Zoölogisch Museum.
Het Nederlands-Indische Gouvernement stelde de kanonneerboot Hr. Ms. Siboga ter beschikking die werd aangepast voor oceanografisch werk en het doen van dieptemetingen. De resultaten van de expeditie overtroffen alle verwachtingen. Zo ontdekte Weber 131 nieuwe vissoorten.
In de jaren na de expeditie beschreef hij in Huis te Eerbeek samen met zijn assistent Lieven de Beaufort de visfauna van de Indische archipel. Eens in de twee weken reisde hij op maandag naar Amsterdam om twee uur college te geven. In 1922 ging hij op 69-jarige leeftijd met emeritaat. Hij gebruikte de forensenbelasting die Amsterdam hem in rekening bracht als excuus om zich geheel aan de uitwerking van de Siboga-expeditie te wijden.
Weber was jarenlang lid van het College voor de Zeevisscherijen en lid van tientallen verenigingen op zijn vakgebied. In 1924 ontving hij het eredoctoraat in de exacte wetenschappen van de universiteit van Manchester. In 1937 overleed hij op Huis te Eerbeek, 84 jaar oud.
Anne Antoinette van Bosse werd net als haar latere echtgenoot geboren in 1852, maar dan in Amsterdam. En net als Weber moest zij al jong één van haar ouders missen: haar moeder overleed toen ze vier jaar oud was. Ze groeide op in een welgestelde familie in een gezin met vijf kinderen, waarvan de oudste de zorg voor Anna op zich nam. Ook bij Anna toonde de liefde voor de natuur zich al vroeg: de bezoekjes aan Artis met haar gouvernante waren heel belangrijk voor haar. Vooral het aquarium boeide haar mateloos.
Op 19-jarige leeftijd trouwde Van Bosse met kunstschilder Wilhelm Ferdinand Willink van Collen die zeven jaar later overleed: hij had een slechte gezondheid. In haar huwelijksjaren volgde Van Bosse botanische lessen, stimuleerde ze jonge kunstenaars en streed ze voor het bevorderen van hoger onderwijs voor vrouwen. In 1880 ging ze als toehoorder colleges botanie volgen aan de Universiteit van Amsterdam. Ze kon zich niet als gewoon student inschrijven omdat ze niet de juiste vooropleiding had. Van Bosse specialiseerde zich in algen. De sloten van Doorn, waar haar vader een landgoed bezat, waren haar eerste onderzoeksterrein.
Ze ontmoette Weber tijdens een excursie van de Amsterdamse universiteit. Na hun huwelijk in 1883 verzamelde en onderzocht zij algen in alle landen waar Weber op expeditie was. Zij werd al vroeg een autoriteit met haar publicaties op dit gebied. Toen een wetenschappelijk instituut in Haarlem een prijsvraag uitschreef over een pas ontdekte algensoort in de vacht van luiaarden vroeg Van Bosse haar Surinaamse vriendin twee luiaarden te verschepen naar Artis zodat zij hun vacht zou kunnen bestuderen. Het resultaat van die studie werd door het instituut met goud bekroond.
Tijdens de Siboga-expeditie was Van Bosse als lid van de wetenschappelijke staf verantwoordelijk voor het botanische onderzoek. Opnieuw bestudeerde zij de algen en zij toonde als eerste het verband aan tussen kalkalgen en het ontstaan van koraalriffen. Ook schreef zij een nog steeds goed leesbaar boek over de expeditie. In 1903 verscheen Een jaar aan boord H.M. Siboga. In dit reisverslag toont ze haar indrukwekkende vertelkunst en haar roemvolle gevoel voor humor. Zo schrijft ze over assistent Nierstrasz die in het kleine laboratorium van de Siboga onverdroten doorwerkte, behalve als het anker uit ging:
”Was het zover dan kwam een matroos het laboratorium binnen: ‘Toewan djaga’ (Mijnheer pas op). Dan stoof Nierstrasz naar buiten: ‘Waar is dat nu weer voor nodig?’ Het anker plofte neer en de ketting sprong met vervaarlijk geraas als een reusachtige slang over het dek, door het laboratorium, een stofwolk van roest om zich heen verspreidende. Dat rumoer en die stofwolk waren de telkens wederkerende plagen in Nierstrasz’ bestaan aan boord.“
Tijdens een excursie naar Sluis met Weber en zijn studenten was zij het stralende middelpunt. Zittend in een duinkom met alle studenten om haar heen gevleid, vertelde ze smakelijke verhalen over Huis te Eerbeek. Over Simpie, de aap die elke avond door Weber toegedekt moest worden voordat hij ging slapen en over de civetkat die tot schrik van haar gasten nog wel eens plotseling onder de sofa vandaan kon springen.
Anna Weber was jarenlang bestuurslid van het Rode Kruis. In 1910 kreeg ze als eerste vrouw in Nederland een eredoctoraat van de Universiteit Utrecht. Na het emeritaat van haar man bleef Van Bosse werken aan haar algencollectie die uit zo’n 50.000 soorten bestond. In 1934 droeg ze haar collectie over aan het Rijksherbarium in Leiden omdat ze geplaagd werd door staar. Er werd speciaal voor haar collectie een wetenschappelijk medewerkster aangesteld. In 1942 stierf Anna Weber op Huis te Eerbeek, 90 jaar oud.
Huis te Eerbeek was een exotisch oord toen de Webers er woonden. Weber nam van over de hele wereld planten en bomen mee die een nieuwe stek kregen op het landgoed. Als huisdieren waren er niet alleen Simpie de aap en de civetkat maar ook Piet, de kasuaris, maakte dagelijks zijn rondje door de tuinen van het landgoed. De Webers hadden hem als geschenk van de resident van Ternate meegenomen van de Siboga-expeditie. En tijdens de maaltijden aten vogels uit Anna Webers hand.
Het voorbeeld van de Webers vond navolging. Vele biologische en botanische wetenschappers hadden een tweede huis in Eerbeek, zoals Webers assistent Lieven de Beaufort en de professoren Sluyter, Van Kampen en Mol. Het was een echte ‘nederzetting der hoogleraren’.
Van over de hele wereld bezochten wetenschappers het landgoed. Na grote wandelingen en dierkundige excursies konden zij gebruik maken van het eigen laboratorium van de Webers. De beestjes en vissen die huisden op het landgoed zelf werden ook regelmatig geïnspecteerd. Max had in het dorp de bijnaam ‘keverman’. Maar hij spande ook graag zijn paarden voor de wagen en met Anna en zijn logés maakte hij lange ritten, soms tot in Kootwijk toe.
Anna en Max waren beide erg betrokken bij de Eerbeekse samenleving. Max richtte de Boerenleenbank (de voorloper van de Rabobank) op en de imkervereniging. Samen met meester Jan Pannekoek startte hij de jaarlijkse bijenmarkt die nog steeds bestaat. Hij was de stichter van het gemeenschapsgebouw Eerbeeks Belang en Anna was in 1921 één van de oprichtsters van de Montessorischool in Eerbeek.
Anna Weber liet Huis te Eerbeek na haar dood na aan Stichting het Gelders Landschap die het nog steeds in eigendom heeft. Vandaag de dag herinneren het Weberbos, de Prof. Weberlaan en de Bistro Prof. Weber in Huis te Eerbeek nog aan de kleurrijke inwoners en de wereld die zij met zich meebrachten naar Eerbeek.
De Webers liggen begraven op de algemene begraafplaats aan de Coldenhovenseweg in Eerbeek.
Het graf is in 2007 gerestaureerd. Deze restauratie is betaald door het Geldersch Landschap, de Rabobank en de gemeente Brummen. Op Open Monumentendag, 14 september 2008, heeft burgemeester Niels Joosten van de gemeente Brummen het informatiebord met een korte biografie van de Webers onthuld.
Huis te Eerbeek is tegenwoordig een hotel-restaurant en conferentieoord.
Lees hier het verhaal over Huis te Eerbeek
Bovenstaand verhaal is een uitgave van de Monumentencommissie Brummen.
Tekst: drs. E.D. Holsappel
Foto’s: Artis Bibliotheek, Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam
21 september 2008
In het boek “Een kijkje achter de deur van…” zijn meer foto’s te zien zijn. U kunt het nu bestellen. Het is ook te koop bij Primera Bosman in Brummen.